
Doorblader hier het inkijkexemplaar >>
De menselijke omgang met dieren wordt al lange tijd gekenmerkt door een manifeste dubbele standaard. We adoreren honden en katten en schreeuwen moord en brand waar hun welzijn in gevaar is, terwijl varkens en kippen in omstandigheden leven waarvoor we, ondanks dierwetenschappelijke inzichten, grotendeels de ogen sluiten.
Dit boek stelt vast dat ook de wetgever inconsistent en onduidelijk omgaat met het welzijn van dieren. Hoewel het recht dieren erkent als ‘voelende wezens’, blijkt dat hun bescherming vaak eerder afhangt van de rol die ze voor de mens vervullen. Zo genieten gezelschapsdieren doorgaans meer wettelijke bescherming dan landbouwdieren, ondanks een gelijkaardig gevoelsvermogen.
Het onderzoek toetst deze verschillen aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het voorzorgsbeginsel. Voorbeelden zoals de castratie van biggen, het gebruik van koolstofdioxide bij het slachten van varkens en het levend koken van kreeften illustreren hoe bepaalde praktijken onder druk komen te staan bij een correcte toepassing van deze beginselen. Ook de regelgeving over het doden van dieren is in het licht hiervan aan herziening toe.
Het boek pleit voor een meer coherente, transparante en wetenschappelijk onderbouwde regelgeving rond dierenwelzijn en wil zo bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het dierenrecht als een volwaardig rechtsdomein.
De kunsthistorische bijdragen in dit boek onderzoeken hoe kunstenaars en hun publiek tussen 1550 en 1700 over dieren dachten en met hen samenleefden – in de werkelijkheid én in de verbeelding. Vlaamse kunst en haar internationale uitstraling vormen het vertrekpunt voor een verkenning van de vaak complexe en verrassende relaties tussen mens en dier in de vroegmoderne beeldcultuur.
Nous publions uniquement les avis qui respectent les conditions requises. Consultez nos conditions pour les avis.